Laura was voorheen muziekdocente. Haar man is overleden en met haar kinderen heeft ze al jarenlang geen contact meer. Bezoek krijgt ze zelden. Ze praat zachtjes in zichzelf, herhalende woorden, klanken, cijferreeksen, met haar vingers voorzichtig tastend, patronen volgend op een tafelkleed, op de muur, op alles wat ze tegen komt. Schuifelend zoekt ze haar weg in de ruimte.

Laura was voorheen muziekdocente. Haar man is overleden en met haar kinderen heeft ze al jarenlang geen contact meer. Bezoek krijgt ze zelden. Ze praat zachtjes in zichzelf, herhalende woorden, klanken, cijferreeksen, met haar vingers voorzichtig tastend, patronen volgend op een tafelkleed, op de muur, op alles wat ze tegen komt. Schuifelend zoekt ze haar weg in de ruimte.
Ik bezoek haar iedere week één-op-één. In een ruimte iets verder op de gang staat een gemakkelijke stoel klaar, de piano er vlak bij voor het geval Laura zelf wil spelen. De schemerlamp verspreidt een sfeervol licht. Dan loop ik naar de afdeling waar Laura woont om haar uit te nodigen.
Bij de deur staat Norma me op te wachten. Ze woont ook op de afdeling en is gewend dat ik muziek kom maken voor alle bewoners die aan willen schuiven. Met blije gezichten lopen we arm in arm naar de huiskamer. Daar is ook Laura die met haar vingers de randen van de televisie aftast. Zodra Norma haar ziet, staat ze stokstijf stil. Naast elkaar wachten we op Laura die met uitgestrekte handen naar ons toe komt en contact zoekt met Norma. Maar Norma begrijpt niet of wil niet. Ze duwt de verwelkomende handen van zich af, keert Laura en mij haar rug toe en loopt naar een ander gedeelte van de kamer.
Laura blijft verbouwereerd achter. Met lege handen. Voorzichtig breng ik mezelf in haar gezichtsveld. Ze pakt me vast als een drenkeling op stormachtige zee en geeft verbaal klank aan haar frustratie: ”Dat kon toch niet-nat-nuut-noot-no-ne-no-ne-no. O, denk je dat! Da-de-die-de-du!”.
Met een kleine druk tegen haar arm aan lukt het om richting de gang te bewegen. Laura geeft nog meer lucht aan de afwijzing die haar zwaar is gevallen: “Daa was die met met-met-miet-maat op drie twee één!”.
Halverwege onze tocht naar buiten komen de tranen. We schuifelen schouder aan schouder door. De emotie is groot en voelbaar. Als een tsunami-golf stort ie zich over ons heen. Laura ziet er even geen gat meer in en staat bijna stil. We bukken ons samen onder het geweld. Langzaam lopen we naar de deur van de muziekruimte. Op mijn vraag of we naar binnen zullen gaan, zucht ze: ”Ja”.
Ze neemt plaats in de stoel en kijkt naar mijn handen op de pianotoetsen. De zachte muziek doet de rest. Na korte tijd pakt ze m’n linkerhand en legt hem tegen haar wang. Met m’n andere hand speel ik door, steeds dezelfde begeleiding. M’n stem zingt een melodie, hoog, om mevrouw te verleiden mee te zingen.
Het werkt: haar stem valt in, eventjes. Ze laat mijn hand op haar schoot zakken. Haar handen omvatten de mijne in een koesterend gebaar. Kleine snotdruppeltjes vallen op mijn vingers. Laura’s ogen vullen zich opnieuw met tranen. Anders nu. Geen lege blik meer. Geen lege handen meer. Ze doet er weer toe.
De afwijzing maakte leeg. Het geven brengt haar vervulling. Geven wordt ontvangen. Twee zijden van één medaille.