Op een afdeling voor jonge mensen met dementie
“Ik heb zo’n pijn”. Ze ligt in bed, met haar mooiste jurk aan, vrolijk rood met witte bloemen. Haar haren zijn in een handdoek gewikkeld en er ligt een gekleurde lap op haar mond. Een toonbeeld van schoonheid en ellende.

“Ik heb zo’n pijn”. Ze ligt in bed, met haar mooiste jurk aan, vrolijk rood met witte bloemen. Haar haren zijn in een handdoek gewikkeld en er ligt een gekleurde lap op haar mond. Een toonbeeld van schoonheid en ellende. Haar man heeft haar net in bad gedaan, zoals elke donderdag. Ze geniet er altijd erg van, maar vandaag niet. De pijn overheerst. Ze wijst naar haar rug.
“Ik kan nu niet”, zegt ze afwerend. “Heb je nog iemand anders”, schiet ze meteen in de regelstand. Ze gaat ervan uit dat ik een gevulde agenda heb, net zoals zijzelf vroeger met haar schoonheidssalon.
In de afgelopen maanden heeft ze me vooral haar uiterlijk laten zien: haar gewassen haren, haar gelakte nagels, haar prachtige schoeisel, passend bij haar fleurige jurken. Toch is er af en toe een glimp van wat er in haar omgaat. Zo keek ze me de eerste keer dat ik bij haar kwam zingen, vragend aan. “Ik heb vocht in m’n ogen, is dat erg?“ vroeg ze, terwijl ze haar tranen wegveegde.
Trots laat ze iedere keer de genummerde sudoku’s zien. Elke dag maakt ze één puzzel en elke dag nummert ze de bladzijde die ze gedaan heeft in de volgorde van de dagen van het jaar.
Vandaag is nummer 152 zie ik op de opengeslagen bladzijde op tafel. En voelt ze zich belabberd. Ik loop naar het bed en vraag zacht: “Mag ik even bij je zijn?” “Ik kan niet meezingen nu”, weert ze opnieuw af.
“Je hoeft niks”, reageer ik, “je mag gewoon liggen, pijn hebben, je ogen dicht doen. Mag ik even bij je zijn?”. Ze zegt niks, maar de stilte voelt als een toestemming. Proberen maar. Zacht tokkel ik op de gitaar en zet ons welkomstlied in.
Ze blijft op haar rug liggen. De deken tot onder haar kin opgetrokken. Bij de eerste zin schieten haar ogen vol. Ze inhaleert het lied in stilte, de klanken, de woorden. Zacht speel ik door. Steeds aanvoelend of ze nog wil en kan. Af en toe wijst ze naar haar rug en memoreert ze de pijn. Ik schakel naar wiegeliederen die haar omhullen. Ze draait zich op haar zij. Haar ogen kijken me eerst intens aan. Dan zie ik de staar-modus komen en nog even later sluit ze haar ogen.
Een enorme overgave voor haar, om kwetsbaarheid en emoties te laten zien. Zich niet meer wanhopig vasthoudend aan structuur, cijfers en gedragscodes. Zich niet meer gedragend volgens een keurslijf. Maar te durven zijn hoe ze zich voelt. Naar binnen te gaan. Waar pijn is, tranen, stilte. En nog zoveel meer. De wereld achter de schone schijn. En ik … mocht daar even bij haar zijn.
Foto: Karin Blankert